Na de kennismaking met de Iban gaan we voor een laatste keer terug naar Kuching. Daarvandaan vliegen we naar Kota Kinabalu. Dat ligt in de staat Sabah, dus we verlaten Sarawak. In Maleisië wordt dat gezien als internationale vlucht, dus we worden afgezet bij de internationale terminal.
We verblijven net buiten Kota Kinabalu bij Sinurambi Bed&Breakfast, prachtig gelegen op een heuvel met uitzicht op het bos en in de verte de zee.

uitzicht vanaf Sinubari B&B
De volgende dag hebben we een Maleisische kookworkshop. We gaan eerst naar een lokale markt waar we kennismaken met verschillende inheemse groenten en smaakmakers die we later zullen gebruiken. Als we aankomen bij Walai Dahai Corner staat de eigenaresse Vicky al klaar om ons te begroeten. We gaan buiten koken op twee campinggastoestellen. Maar eerst natuurlijk de mise-en-place. Vicky heeft een deel al voorbereid, maar wij moeten uiteraard ook aan de slag. Dat begint met het verpakken van de rijst. Dit is een lokale rijst waar ze “yam” aan heeft toegevoegd voor extra zetmeel. Door voorzichtig te stampen wordt de rijst lekker plakkerig. Dan verpakken we dit in eenpersoons porties in grote bladeren van betelblad (betel leaf).

rijst verpakken in daun sirih blad
Vervolgens beginnen we aan een van de bijgerechten van calamansi, een lokale citrusvrucht. De schil snij je rondom in, waarna één helft eraf gepakt en de vrucht eruit gelepeld kan worden. Als ik hem proef is hij lichtzoet en een beetje zuur. Aan Winnie d’r gezicht te zien té zuur. De vruchten worden gemengd met limoensap, palmsuiker en wilde gember en apart gezet.
Als we aan de hoofdgerechten beginnen hoeven we niet veel meer te doen dan roeren. Alles is al voorbereid. Voor beide groentegerechten beginnen we met het knapperig bakken van de ansjovis. Dat wordt hier in veel gerechten gebruikt en voegt een knapperige zoute smaak toe.
Het gerecht waar Winnie aan gezet wordt bevat verder lokale groenten en natuurlijk wilde gember. Mijn gerecht is er eentje met lokale paddestoelen en voor de kleur de bloem van wilde gember. Verder maken we nog een simpele soep vis. En tot slot, het toetje. Daar hoeven we niets aan te doen. Het bestaat uit sago parels waar je kokosmelk en vloeibare palmsuiker aan toevoegt. Simpel maar lekker!

een certificaat als bewijs dat we lekker gekookt hebben
Onze timing is goed, want als we klaar zijn is het bijna lunchtijd. We hoeven gelukkig niet alles zelf op te eten, Vicky en haar man, onze gids en de chauffeur eten even smakelijk mee.
De volgende dag vertrekken we naar Kinabalu National Park maar niet voordat we even bij een lokale fruitmarkt stoppen. We proeven allerlei bekende en minder bekende fruitsoorten. Langs de weg en hier op de markt zie je veel Durian, wat locals “king of the fruits” noemen. We mogen een stukje proberen en vinden het geen van beide een succes. De smaak gaat nog met een zoetige weeïge smaak, maar de structuur is alsof je in siliconenkit hapt. De andere fruitsoorten spreken ons meer aan. Zo proeven we mata kucing, ook wel kattenogen genoemd. Deze lijken op een kleine lychee, maar hebben een glazige zwarte vrucht met een grote gladde pit. Een andere erg lekkere lychee-achtige is de mooie rambutan. Daarnaast krijgen we nog bundu, oftewel wilde mango en kopen we zelf wat dragonfruit voor onderweg.

bundu (wilde mango), mata kucing (kattenogen), rambutan, pitahaya (drakenfruit) en durian